Overleg (ver)huurder
In onderstaande tekst is gebruik gemaakt van de kleurcode© van Empathy.
Staatsblad 1998, 501
Wet van 27 juli 1998, houdende regels ter
bevordering van het overleg tussen huurders en
verhuurder van woongelegenheden (Wet op het
overleg huurders verhuurder)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is wettelijke regels te stellen ter bevordering van het overleg tussen huurders van woongelegenheden en de verhuurder daarvan; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer;
b. woongelegenheid:
1°. woning;
2°. standplaats in de zin van de Woningwet; en
3°. woonwagen in de zin van de Woningwet.
c. wooncomplex: een verzameling van ten minste twintig in elkaars
nabijheid gelegen woongelegenheden welke financieel, administratief,
qua bouwwijze of anderszins een eenheid vormen;
d. verhuurder: verhuurder van ten minste honderd voor verhuur
bestemde woongelegenheden in Nederland;
e. huurder: huurder van een woongelegenheid van een verhuurder als
bedoeld onder d, welke huurder daarin zijn hoofdverblijf heeft;
f. huurdersorganisatie: vereniging of stichting, die als doelstelling heeft
het behartigen van de belangen van huurders van een bepaalde
verhuurder en die voldoet aan de volgende vereisten:
1°. tenzij het een toegelaten instelling betreft, zij kan aantonen dat zij
ten minste 50% van de huurders, dan wel indien de verhuurder dat
schriftelijk aan de huurders heeft bekendgemaakt, een door die
verhuurder aangegeven lager percentage van de in haar statuten of
reglementen omschreven woongelegenheden of wooncomplexen van de
verhuurder vertegenwoordigt;
2°. het bestuur wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders
die zij vertegenwoordigt;
3°. zij houdt de huurders op de hoogte van haar activiteiten en betrekt
hen bij haar standpuntbepaling;
4°. zij schrijft ten minste eenmaal per jaar een vergadering uit voor de
huurders, legt daarin verantwoording af van haar activiteiten in het
verstreken jaar en bespreekt haar plannen voor het eerstvolgende jaar en
stelt deze vast, en
5°. zij stelt alle huurders van de woongelegenheden of
wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid
om zich bij haar aan te sluiten.
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder
huurder mede verstaan degene die de woongelegenheid met
toestemming van de verhuurder huurt van een huurder die haar huurt van
die verhuurder.
Artikel 2
1. Indien met betrekking tot de woongelegenheden of een of meer
wooncomplexen van een verhuurder meer huurdersorganisaties zijn
opgericht, geldt deze wet voor al die huurdersorganisaties, tenzij de
verhuurder en die huurdersorganisaties gezamenlijk anders afspreken.
2. Indien ten aanzien van alle woongelegenheden van een verhuurder,
die een toegelaten instelling is als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de
Woningwet, één huurdersorganisatie is ingesteld, worden huurders-organisaties,
ingesteld met betrekking tot een of meer wooncomplexen
van die verhuurder niet aangemerkt als huurdersorganisatie, tenzij de
verhuurder en de eerstbedoelde huurdersorganisatie anders zijn
overeengekomen.
HOOFDSTUK 2. INFORMATIE- EN ADVIESRECHT VAN
HUURDERSORGANISATIES
Artikel 3
1. De verhuurder informeert de betrokken huurdersorganisatie op
verzoek zo spoedig mogelijk schriftelijk over zijn beleid, dat rechtstreeks te
maken heeft met de betrokken woongelegenheden of wooncomplexen en
de woonomgeving daarvan, dat van invloed is op de directe woon- en
leefsituatie van de betrokken huurders en dat voor hen van wezenlijk
belang kan zijn.
2. Dit recht op informatie omvat in elk geval informatie over de
volgende onderwerpen:
a. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan
woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving;
b. het slopen van woongelegenheden;
c. het toewijzings- en verhuurbeleid;
d. de door de verhuurder in het algemeen te hanteren voorwaarden van
de overeenkomst van huur en verhuur;
e. het beleid inzake de huurprijzen;
f. de samenstelling, het kwaliteitsniveau en de prijs van het door de
verhuurder aan te bieden pakket van diensten die rechtstreeks verband
houden met de bewoning, het betrekken van een woongelegenheid en het
huisvesten van personen.
3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor informatie,
tegen de verstrekking waarvan het bedrijfsbelang van de verhuurder zich
verzet.
4. De informatie over de onderwerpen, genoemd in het tweede lid,
onderdelen a en e, heeft betrekking op het tijdvak van twaalf maanden,
volgende op het tijdstip van verstrekking van die informatie; tevens wordt
een indicatie gegeven over de ontwikkeling met betrekking tot deze
onderwerpen in de daaropvolgende jaren.
5. De verhuurder en de huurdersorganisatie kunnen, onverminderd het
tweede lid, schriftelijk nadere afspraken maken over de onderwerpen,
waarover informatie wordt gegeven.
6. Indien de huurdersorganisatie de verhuurder te kennen heeft
gegeven, overleg met hem te willen voeren over de verstrekte informatie,
stelt de verhuurder de huurdersorganisatie daartoe in de gelegenheid.
Artikel 4
1. De verhuurder informeert de betrokken huurdersorganisatie eigener
beweging schriftelijk over zijn voornemens
a. tot wijzigingen in het door hem gevoerde beleid, bedoeld in artikel 3,
eerste en tweede lid; en
b. tot het aangaan van fusies met andere verhuurders, deelneming in
andere rechtspersonen dan wel verkoop van zijn onderneming.
Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De verhuurder geeft daarbij aan, wat de beweegredenen zijn voor
zijn voornemens en welke gevolgen daaruit voor de betrokken huurders
voortvloeien.
3. De verhuurder en de huurdersorganisatie kunnen, onverminderd
artikel 3, tweede lid, schriftelijk nadere afspraken maken over de onder-werpen,
waarover informatie wordt gegeven.
4. Indien de huurdersorganisatie de verhuurder te kennen heeft
gegeven, overleg met hem te willen voeren over de verstrekte informatie,
stelt de verhuurder de huurdersorganisatie daartoe in de gelegenheid.
Artikel 5
1. De verhuurder voert een voornemen tot wijziging in het door hem
gevoerde beleid, bedoeld in artikel 3, tweede lid, dan wel een voornemen
als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, niet uit dan nadat hij
binnen een door hem aan te geven periode van ten minste vier weken na
het verstrekken van de informatie overeenkomstig artikel 4 de huurders-organisatie
in staat heeft gesteld met hem over de verstrekte informatie
overleg te voeren en, indien de huurdersorganisatie dat wenst, daarover
een schriftelijk advies uit te brengen.
2. Binnen veertien dagen na ontvangst van een schriftelijk advies als
bedoeld in het eerste lid deelt de verhuurder, indien hij het advies geheel
of gedeeltelijk niet volgt, schriftelijk aan de huurdersorganisatie de
redenen daarvoor mee.
3. De verhuurder kan zijn voornemen uitvoeren:
a. na ontvangst van een schriftelijke mededeling van de huurders-organisatie
dat deze geen bezwaar heeft tegen het voornemen;
b. nadat de door de verhuurder gestelde termijn, bedoeld in het eerste
lid, is verstreken;
c. drie dagen nadat een schriftelijke mededeling als bedoeld in het
tweede lid door de huurdersorganisatie is ontvangen.
Artikel 6
Bij schriftelijke overeenkomst tussen de verhuurder en de huurders-organisatie
kunnen aan de huurdersorganisatie meer bevoegdheden dan
de in deze wet genoemde worden toegekend.
Artikel 7
1. De verhuurder vergoedt aan de huurdersorganisatie de kosten die
rechtstreeks samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de
vervulling van de taken, genoemd in de artikelen 3 tot en met 5. Onder
deze kosten worden mede de kosten van scholingsactiviteiten begrepen.
2. De verhuurder vergoedt ten minste 50% van de door de huurders-organisatie
uit hoofde van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, onder 3°,
bedoelde activiteiten gemaakte kosten, voor zover deze kosten recht-streeks
uit die activiteiten voortvloeien.
3. Vergoeding van de in het eerste en tweede lid bedoelde kosten
geschiedt binnen vier weken na het tijdstip waarop de verhuurder van de
huurdersorganisatie een voldoende gespecificeerde rekening heeft
ontvangen. De verhuurder is slechts verplicht tot betaling, voor zover de
kosten betrekking hebben op een tijdvak van ten hoogste vijftien
maanden, voorafgaande aan het tijdstip van indiening van de rekening.
4. De verhuurder is slechts verplicht tot betaling van de in het tweede
lid bedoelde kosten, indien de huurdersorganisatie, voorafgaande aan het
kalenderjaar waarop die kosten betrekking hebben, een begroting van
deze kosten heeft ingediend.
HOOFDSTUK 3. GESCHILLENREGELING
Artikel 8
Geschillen die voortvloeien uit deze wet, worden voorgelegd aan de
kantonrechter.
HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze
wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 10
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de
vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
zij wordt geplaatst.
2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet enig
orgaan, niet zijnde een huurdersorganisatie, in het bijzonder werkzaam is
ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de huurders bij
een verhuurder, wordt dat orgaan tot twee jaar na de inwerkingtreding
van deze wet, doch uiterlijk tot het tijdstip met ingang waarvan een
huurdersorganisatie voor de betrokken huurders is opgericht, aangemerkt
als huurdersorganisatie.
3. De in artikel 7, vierde lid, genoemde verplichting voor de huurders-organisatie
tot indiening van een begroting dient voor het kalenderjaar
waarin deze wet in werking treedt, te worden ingediend binnen twee
maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 11
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het overleg huurders
verhuurder.
Bij de weergave van rechterlijke uitspraken en wetteksten maakt EMPATHY gebruik van een kleurcodes©.
goudgeel is de kern van de tekst.
orange geeft bijzonder voorwaarden aan
mosgroen markeert de persoon of waarover het gaat of diegene die moet handelen.
lila geeft termijnen aan, dit betreft meestal fatale termijnen !
zeeblauw markeert relevante (wettelijke) bepalingen. Indien deze bepaling in het databestand van Empathy is opgenomen, bevat het een hyperlink die onderstreept is. Bij voorbeeld naar de arbeidsrechtelijke bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.